Wanneer en hoe planten verplanten

Tuinplanten verplanten

Wanneer een plant te groot wordt of u uw tuin anders wilt indelen, kan het nodig zijn een tuinplant te verplanten. Dit doet u bij voorkeur in de rustperiode, omdat planten in deze periode de minste hinder ondervinden van het verplaatsen. Meer weten over het verplanten van tuinplanten? Lees snel verder voor meer info over de ideale periode en werkwijze om dit op de juiste wijze te doen.

Wanneer planten verplanten?

De beste tijd om planten te verplanten is van de herfst tot het begin van de lente, wanneer de planten in rust zijn. Dit zorgt ervoor dat de wortels de tijd hebben om zich op de nieuwe plek te vestigen voordat de plant weer begint te groeien. Het is ook belangrijk om verplaatsen tijdens vorst te vermijden, omdat dit de plant kan beschadigen. Bij verplanten tijdens de zomer is de kans groter dat de tuinplant door hitte en droogte niet aangroeit. Wilt u toch verplanten? Zorg dat de plant in deze periode goed water krijgt na de verplaatsing.

Let op: zorg ervoor dat de kluit niet te lang boven de grond blijft, anders kunnen de blootliggende wortels uitdrogen. Om dit te voorkomen kunt u de plant of de kluit tijdelijk beschermen met een doek.

Hoe planten verplanten?

Volg bij het verplaatsen van planten in volle grond de volgend stappen.

1. Kies een geschikte standplaats

Kies een plek in de tuin die past bij de lichtbehoefte van de plant. Tuinplanten voor de volle zon groeien niet in de schaduw, houd hier rekening mee. Zorg er ook voor dat er voldoende ruimte is om te groeien.

2. Graaf een plantgat

Het gat moet ongeveer twee keer zo diep zijn als de kluit. Schep het plantgat uit en maak de grond in het gat goed los, ook aan de zijkanten. Dit helpt de wortels zich te verspreiden en zich sneller te vestigen.

3. Zorg voor de juiste grond

Bepaal welke grondsoort de tuinplant nodig heeft. Verbeter de uitgegraven grond door deze te mengen met een bodemverbeteraar zoals compost of DCM Vivimus.

4. Verplaats de plant

Graaf de plant voorzichtig uit de grond en probeer de wortels zo weinig mogelijk te beschadigen. Verplaats de plant naar het nieuw gegraven gat en zorg dat hij rechtop staat. De bovenkant van de kluit mag niet boven de grond uitsteken.

5. Vul het plantgat

Vul het gat met de gemengde aarde en druk de grond regelmatig voorzichtig aan zodat de plant stevig in de grond zit.

6. Geef ruim water

Geef direct na het aanplanten ruim water. Herhaal dit tijdens een droge periode meerdere keren om de planten een goede start te geven op de nieuwe plek.